Geschiedenis

De oudste bewoners vestigden zich op zandruggen ten oosten van het dal van de Lage Raam, wat een voormalig Maasdal is.

Omstreeks 1300 werd Haps uitgegeven als een heerlijkheid in het nederambt van het Land van Cuijk. Leenheer was de Hertog van Brabant, maar tegen het einde van de 14e eeuw kwam het leen aan Gelre. De plaatselijke heren woonden in het Huis te Haps, een omgrachte edelmanswoning. Na de Franse tijd raakte het in verval, eind 19e eeuw was er nog sprake van enige muurresten, maar tegenwoordig zijn alleen nog fundamenten aanwezig.

Haps is steeds bescheiden van omvang geweest. In 1600 telde de heerlijkheid 250 inwoners. De boerenbevolking woonde verspreid en het dorp telde volgens oude kaarten maar een paar huizen.

Vanaf 1427 tot 1566 was er in Haps een kapel die bediend werd vanuit Cuijk. Omstreeks 1570 werd Haps een zelfstandige parochie, maar de eerste gegevens hieromtrent dateren van 1630. In 1648 werd de kerk door de hervormden genaast en de openlijke uitoefening van de katholieke godsdienst verboden. Vanaf 1651 kerkten de katholieken in een grenskerk die zich bevond op de Oeffelter Heide in de heerlijkheid Boxmeer, waar godsdienstvrijheid heerste. In 1798 kregen de katholieken hun kerk weer terug, die echter in vervallen staat verkeerde en bovendien te klein was, want Haps had toen al 562 inwoners. De kerk werd gesloopt in 1808 maar de toren bleef bewaard. Er werd een nieuwe kerk gebouwd die in 1897 opnieuw te klein werd bevonden. Ze werd vervangen door de huidige kerk die op 25 augustus 1899 werd ingewijd.